Blog

Solitair

Met z’n drieën wandelen we langs heidevelden, zandkuilen en dennenbomen. Jan Floris en ik. Om ons heen is het één groot feest van geuren en kleuren. Nadat we in allerlei bewoordingen en door het slaken van kreten aan elkaar duidelijk hebben gemaakt hoe mooi we het hier vinden, wordt het stil. Langzaam maar zeker raken we alle drie verzonken in onze eigen gedachten. Die van mij gaan zoals meestal van de hak op de tak als in een droom. Ze komen en ze gaan. Zo lopen we een tijdje zwijgzaam maar vredig naast elkaar. Totdat Floris de stilte doorbreekt en vraagt: “Kun je solitair leven in een bos met liefde van bomen?”. Ik vraag me af wat hij precies bedoelt. Dan realiseer ik mij ineens dat Floris jaren geleden eens wanhopig uitriep dat hij solitair wilde leven in een bos omdat hij mensen maar lastig vond. Ik heb hem toen uitgelegd dat mensen niet solitair kunnen leven omdat zij behalve voedsel ook liefde nodig hebben.
Ik slik en haal diep adem om de emoties die ik op voel komen de baas te blijven en voel een diepe bewondering voor deze man, ons kind. Wat prachtig, en hoe droevig tegelijkertijd. Nog steeds vindt hij het moeilijk om te leven in sociale verbanden en nog steeds wil hij niets liever dan helemaal alleen zijn. Rust. Altijd weer die hunkering naar rust in zijn hoofd. En zojuist heeft hij een slimme oplossing bedacht voor zijn dilemma. Ik vraag hem:” Kunnen bomen dan liefde geven?” Floris antwoord: “Ik voel liefde van bomen in mijn hart”. Zijn blik spreekt boekdelen: dit is voor hem de normaalste zaak van de wereld. Niets verhevens of ongewoons. Het is zoals het is. Het raakt mij diep. Daar ben ik, altijd op zoek naar antwoorden op mijn vele vragen. Altijd op zoek naar oplossingen voor problemen. Altijd onderweg. In mijn hoofd, met mijn lijf. En daar ligt het antwoord zo eenvoudig en zuiver. Zo dichtbij. In liefde. Overal om ons heen. In bomen. Zomaar voor het grijpen. En Floris weet dat allang. Wat heeft de natuur een krachtige uitwerking op hem. God zij dank zijn er heel veel bomen. En ik besluit om mij niet meer over te geven aan de eindeloze stroom van gedachten om meer te kunnen voelen van het bos.
In de hoop een glimp op te kunnen vangen van bomen die liefde geven…

Stil gebaar

Heerlijk, vandaag gaan Floris, Jan en ik een dagje naar het strand bij Makkum aan het IJsselmeer. Het belooft een warme, zonnige dag te worden en bij aankomst zien we dat het strand al aardig vol begint te raken. Jan wijst een mooi plekje aan waar nog genoeg ruimte is. Maar hoe we het ook proberen, het lukt ons niet om Floris over te halen er naartoe te gaan. Hij houdt voet bij stuk en wil beslist naar ons ‘oude’ stekkie. Jan en ik wisten dat het daar al behoorlijk druk zou zijn, maar gelukkig is Floris dit keer bereid om zonder al teveel gemopper nog een stukje verder te lopen waarna we eindelijk een geschikte plek vinden. We zetten de parasol op, pakken de stoelen uit en Floris weet niet hoe snel hij zijn zwembroek aan moet trekken. Als hij dan eindelijk helemaal is ingesmeerd met zonnecrème rent hij blij het water in. Op zoek naar visjes, zoals altijd.

En wij strijken neer op onze strandstoelen om ontspannen te genieten van een kopje koffie. Een heerlijk moment. Na een poosje komt Floris terug, zonder visjes en besluit een dijk te gaan bouwen. En weer gaat hij volkomen op in zijn eigen bezigheden. Prachtig om te zien. Hij bouwt en graaft alsof zijn leven ervan afhangt. Zo af en toe vraagt hij om bevestiging: “Wat kan ik het goed hè?” en: “Wat ben ik sterk hè?” Dan, na een uur fanatiek bezig te zijn geweest en de diepe kuil met water te hebben gevuld, gaat hij zichtbaar voldaan zitten op de stoel. Twee kleine meisjes komen nieuwsgierig en vol bewondering kijken naar het mooie bouwwerk. Een beetje verlegen vragen ze aan Floris of ze ermee mogen spelen. Floris reageert niet. Dan herhaal ik de vraag voor hem en besluit hij dat het mag. Ik geef dat weer door aan de meisjes. Zo gaat dat vaker want Floris vindt het lastig om ineens met vreemden te praten, laat staan ze aan te kijken.

Een van de meisjes zegt tijdens het spelen tegen haar vriendinnetje: “Wat jammer dat hier een gat zit, nu loopt het water eruit!” Floris staart voor zich uit en lijkt het niet te horen. Maar dan ineens staat hij op, loopt op de meisjes af en pakt zijn schep. Hij lijkt wel een reus tussen de kleine meisjes in. Zijn lichaam schitterend van de waterdruppels in de zon. “Wat is hij mooi…” denk ik. Nog steeds zonder iets te zeggen en zonder contact te maken met de meisjes maakt hij het gat dicht waardoor er een mooie kuil ontstaat. Daarna gaat Floris weer zitten op de stoel. De blikken van de meisjes spreken boekdelen. Er is een mengeling van tevredenheid en ongeloof van af te lezen. Ik zeg tegen Floris: “Wat lief van jou, je hebt de meisjes heel blij gemaakt!”. Floris kijkt me heel even aan, knippert met zijn ogen en staart weer tevreden voor zich uit.

Ik voel van binnen een licht gejuich opkomen dat overgaat in een warm gevoel van diepe ontroering. Dit was geen klein gebaar. Nee, voor Floris was dit het grootste geschenk dat hij kon geven. Hij gaf het zonet aan twee onbekende kleine meisjes op het strand. En zij hebben geen idee…

 

Voorwaardelijk loslaten….

Een heel proces is het geweest. Het begon op het moment dat we bedachten dat het ‘misschien’ goed voor ons zou zijn als Floris ook eens een weekend op Rond 47 zou blijven in plaats van elk weekend thuis te komen. Daarna volgde later het daadwerkelijke besluit om Floris om de twee weken een weekend ‘over’ te laten blijven.

Het zou ons wat ruimte geven zo was het idee. Ruimte om in het weekend eens samen dingen te ondernemen en David zou wat meer vrijheid hebben omdat hij dan geen rekening hoefde te houden met zijn broer. Tot zover het verstand. Want onmiddellijk staken allerlei emoties de kop op. zoals het gevoel tekort te schieten naar Floris. ‘Hij vindt het zo fijn thuis’. Het gevoel egoïstisch te zijn. ‘Wij doen leuke dingen en Floris zit alleen op ‘Het Rond’. Het gevoel dat we Floris in de steek lieten door voor onszelf te kiezen. Maar we waren dapper en besloten het in overleg met de groepsleiding toch te proberen. Even leek het goed te gaan. Floris was er wel wat gelaten onder maar raakte niet uit balans. Hij leek zich de weekenden op ‘Het Rond’ wel te vermaken. En wij genoten van de spontane acties die we konden ondernemen.

Na een aantal keren begon Floris steeds vaker tegen te stribbelen en gaf te kennen dat hij graag naar huis wilde. Na een tijdje doorvragen kwam het eruit: “Ik voel mij eenzaam op het Rond”. En erachteraan: “Ik ken niemand meer”. En wij beseften dat het ook geen doen was voor Floris om 16 begeleiders en één team uit elkaar te houden en door minstens 10 man/vrouw wisselend te worden begeleid. En allemaal doen ze het net weer even anders. Dan kan onmogelijk goed gaan. Er wordt in toenemende mate gewerkt met flex-werkers, invallers en vaste krachten. Het is teveel, veel teveel. Dus komt Floris voorlopig gewoon weer elk weekend thuis waar hij wel iedereen kent en precies weet wat hij aan ze heeft. Waar hij een band mee heeft en deze kan onderhouden op zijn eigen unieke manier. Samen gaan we gewoon weer leuke dingen doen en de schuldgevoelens zijn verdwenen. En hoewel we best even moesten slikken nadat we onze pas verworven vrijheid weer hadden ingeleverd, besef ik tegelijkertijd dat we bofkonten zijn. David, Floris, Jan en ik.
We kunnen het en zijn zo flexibel als een elastiekje. We rekken mee en veren terug. Steeds weer.

Voordat we het weer gaan proberen eerst maar eens in gesprek met ‘ de mensen van het Rond’…

luisteren…

Luisteren….

Het is zondagmiddag en na een gezellig weekendje thuis breng ik Floris weer terug naar zijn woongroep. Daar aangekomen zetten we nog even en paar plantjes in zijn tuintje. Maar ik merk dat Floris er dit keer niet veel plezier aan beleeft. Hij moppert steeds en vindt dat hij te hard moet werken. “Ik ben veel te moe”, zegt hij en prompt laat hij zijn schop in de modder staan en loopt zonder op of om te kijken naar binnen. Eénmaal op zijn kamer zegt hij boos: “Ik ben ‘hartstikke’ moe en ik voel mij ongelukkig”. Ik stel hem voor even uit te gaan rusten op de bank en beloof hem dat het daarna wel weer beter zal gaan.
Even later is Floris weer rustig. Ik neem afscheid en loop daarna langzaam richting de voordeur. En dan barst ineens de bom: Floris is woest! Dreigend gaat hij voor mij staan en zegt: “Jij luistert nooit naar mij!”. Ondertussen werken mijn hersenen op volle toeren om erachter te komen wat er aan de hand is. Ik besluit om samen met Floris terug te gaan naar zijn kamer en nog even bij hem te blijven. “Kom maar op mijn schoot”, zeg ik. Dat laat Floris zich geen twee keer zeggen en hij ploft met zijn volle gewicht op mijn benen. “Jij wilt dat ik nog even blijf hè?” vraag ik. “Ja”, zegt hij zacht. Ik kriebel hem zachtjes over zijn rug. Ik voel hoe zijn lichaam zich ontspant en zie dat zijn boze blik is omgetoverd in een gelukzalige glimlach.
En ik besef dat Floris gelijk had. Ik had niet goed naar hem geluisterd. Het lukte Floris niet goed om zijn gevoelens onder woorden te brengen. Over hoe erg hij het vindt als ik weer wegga. Hoe het voelt om afscheid te nemen. En dat hij soms wil dat ik wat langer blijf.
Luisteren doe je niet alleen naar wat iemand zegt. Luisteren is ook horen wat de ander niet kán zeggen.
Ik heb mijn lesje weer geleerd en zal voortaan beter mijn best doen.

1 2 3