Floris ligt in bed en ik stop hem nog even lekker in. Ik zie aan zijn gezicht dat hij ontspannen is en voel dat het nu oké is om hem even zachtjes aan te raken. Even zijn voorhoofd strelen en zachtjes door zijn haar. Floris glimlacht en er zijn lichtjes in zijn ogen. Intens tevreden kijkt hij mij aan en zegt: “Ik voel mij heel gelukkig”. Ik zeg: “Wat fijn Floris!” “Ja hè, ja hè!” zegt Floris en meteen daarna: “Zo gelukkig voel ik mij bijna nooit”.
Ik voel een brok in mijn keel. Ik wil hem ineens van alles vragen om erachter te komen wat hem zo gelukkig maakt. Wat geluk voor hem betekent en waarom hij meestal niet zo gelukkig is als op dit moment.
Ik doe het niet. Bang om de magie te verbreken. Mijn vragen zouden alleen maar oordelen, teleurstelling en onvrede oproepen. En nóg meer vragen.
Gelukkig zijn doe je niet, je bent het. punt uit. Ik houd me stil en kijk naar mijn zoon die hier zo gelukkig ligt te zijn.

En zonder woorden maakt het geluk een sprongetje naar mij en zijn we zomaar samen in dit moment. Er bestaat geen tijd meer. Een eeuwigheid later loop ik gelukkig en tevreden zijn kamer uit.