Het is vrijdagavond en Floris komt weer twee nachtjes logeren. Zoals gewoonlijk inspecteert hij eerst onze voortuin. Elk plantje, elke bloem wordt zorgvuldig bestudeerd, gemeten en vergeleken met de vorige keer. Floris gebruikt de lengte van zijn benen, zijn armen, handen en vingers als meetlat. En dan loopt hij zoals altijd in één rechte lijn door de gang naar de achtertuin. Als Floris na een poosje klaar is met zijn studie, vertel ik hem dat er achter het hok een verassing is. Nieuwsgierig loopt hij naar het kleine stukje tuin tussen het hok en de steeg. ‘Het bosje’ noemde Floris dit altijd toen hij nog klein was. Naast een paar vaste struiken staan hier ook een aantal boompjes die vroeger door Floris zijn meegenomen uit het bos van Gaasterland. Een van die bomen is zijn lievelingsboom: een spar. Deze bleek het naar zijn zin te hebben en groeide ver boven het hok uit. Vandaag kijkt Floris naar de spar net als al die keren hiervoor. En dan opeens ziet hij het wonder. Aan de boom zijn voor het eerst prachtige dennenappels gegroeid. Zó mooi, ze glanzen in de zon. De ogen van Floris glanzen ook. Het lijkt alsof de zon doorbreekt in zijn gezicht, zó staat hij daar te stralen. Hij blijft maar lachen, steeds uitbundiger, minutenlang. Ik krijg een brok in mijn keel en er loopt een traan langs mijn wang. We zien Floris niet vaak lachen. Hij weet meestal niet hoe hij zijn diepere gevoelens met ons kan delen en houdt het allemaal opgesloten in zijn lijf. Wat moet dit bevrijdend voor hem zijn. Wat een kostbaar moment.
Die avond was Floris de gelukkigste mens op aarde. Ik weet het zeker. Zijn boom was volwassen geworden, een wonder. Telkens wanneer ik door de ogen van Floris kijk, besef ik hoe groot het wonder van het leven is en hoe mooi de natuur om ons heen is. Daarvoor hoeven we niet ver te reizen. Het is overal en zo dichtbij. Laten we het samen koesteren. Net als Floris.